‘Verbind u mij door met de ingenieur.’
‘U bent al doorverbonden,’ zegt ze.
De telefoon op haar bureau rinkelt dringend.
‘Goedemorgen,’ zegt ze opgewekt. ‘Met Marian Geense.’
‘Hallo,’ klinkt het aan de andere kant van de lijn. ’Mag ik ingenieur Geense van u?’’
‘Daar spreekt u mee,’ zegt ze.
‘Verbind u mij door met de ingenieur,’ klinkt het ongeduldig.
‘U bent al doorverbonden,’ zegt ze.
‘Moet u luisteren, juffrouw. Ik heb een dringende boodschap voor ingenieur Geense en u moet mij nu met hem doorverbinden.’
‘Daar spreekt u mee,’ herhaalt ze.
De man verliest nu echt zijn geduld.
‘Hoor eens even hier, juffrouw, ik ben niet in voor grapjes. Ik heb ingenieur Geense nodig en wel nú!’
Ze kan haar lachen niet meer inhouden.
‘Ach heden,’ lacht ze. ‘Het zal wel even wennen zijn, maar ingenieur Geense is een vrouw.’
Help, dacht ze, het huishouden. Mijn hemel nee!
Femke woont in Den Haag in een groot huis op de Ruychrocklaan. Men noemt het een herenhuis en het staat in een rij met allemaal dezelfde ruime woningen met een tuin voor en een tuin achter. Allemaal heel keurig. Oma woont beneden in de voorkamer en tante Dina op de zolderetage. Op de eerste verdieping zijn drie slaapkamers, voor haar ouders, voor haar broers en voor Femke.
Tante Dina is een oude dame die altijd hetzelfde ommetje maakt, steeds hetzelfde rondje. Tante Dina is nooit getrouwd geweest en daarom woont ze bij het gezin in. Zo gaat dat. Wie niet trouwt heeft geen inkomen en is afhankelijk van de familie. Tante Dina is Femkes schrikbeeld. Stel je voor, je hele leven in hetzelfde kringetje blijven ronddraaien en altijd de sloof zijn van je familie. Want reken maar dat je zonder een eigen inkomen niets te vertellen hebt. Femke huivert.
Op het gymnasium kwam een dame die voorlichting gaf over de Technische Hogeschool in Delft. Zij raadde de meisjes sterk af om daar te gaan studeren, want er zaten alleen maar jongens en dat was niets voor meisjes, die moesten het huishouden doen.
Help, dacht ze, het huishouden! Mijn hemel nee! Tante Dina! Dat wil ik niet.
Ik ben een bèta, niks vage alfastudies.
Thuis wordt niet veel gezegd. Het zijn niet zo van die praters. Maar Femke ziet en voelt de spanning als iemand eens iets anders wil dan wat oma wil. En vlak papa ook niet uit. Als hij thuiskomt is het net of er een donderwolk voor de zon schuift. De hele familie staat gelijk in het gareel. Zelfs oma sluipt dan door het huis.
Ik ben een bèta, niks vage alfastudies, ik wil naar Delft, dacht Femke. Dus moet ik dat slim aanpakken als ik naar Delft wil.
En dat heeft ze doorgezet. Toen het nakomertje, haar broertje Hans, geboren werd heeft ze haar wil doorgedreven. Dit is mijn kans, dacht ze. Iedereen had het druk met dat kind en toen ze even niet opletten is ze afgereisd naar Delft om zich in te schrijven.
‘Waar ga je naar toe?’ riep oma nog.
‘Even naar mijn vriendin, ik ben met het avondeten weer terug.’
Weg was ze.
Die ambtenaar van de Technische Hogeschool vroeg nog om een handtekening van haar vader of wettelijke vertegenwoordiger, maar dat probleem was snel opgelost. Even een straatje om, op een bankje een valse handtekening zetten en de zaak was voor elkaar. Weet die ambtenaar veel en tegen de tijd dat de rekening van het collegegeld in de brievenbus valt, ziet ze wel weer.
Mijn man is geen architect. Dat architectenbureau is van mij.
Op een kille voorjaarsavond ontmoeten Hetty en Frans de klassendocent van hun dochter.
‘Uw dochter, Barbara zit zwaar in de problemen,’ zegt hij. De docent heeft een soort pruimenmondje, de mondhoeken misprijzend omlaag. Keurig in het pak, das met strepen. ‘Als ze niet wat meer aandacht geeft aan haar studie zal ze niet overgaan.’
‘Uit de test bleek anders dat Barbara een behoorlijk hoog IQ heeft,’ stelt Frans. ‘Het zal een tijdelijke inzinking zijn. Liefdesverdriet of zo. Die meisjes zijn zo gevoelig op dat punt. Ze zal met een beetje extra inspanning toch wel overgaan, lijkt me. Ik verwacht van u, als haar docent dat u haar in deze goed begeleidt.’
‘U verwacht van mij dat ik haar begeleid?’ De wangen van de leraar lopen rood aan. ‘Ik, wij, ons hele docentencorps, wij doen er alles aan om deze jonge kinderen optimaal te begeleiden. Maar u, als ouders, u geeft geen enkele begeleiding. U laat het faliekant afweten.’
‘Wij laten het afweten? Wat laten we afweten?’ Frans begint nu ook geïrriteerd te raken.
‘Dat zal ik u precies vertellen. Als een kind thuiskomt, dan hoort daar de moeder te zijn, die haar ondersteunt en vragen kan beantwoorden en helpt bij huiswerk en problemen met vriendjes en zo. Maar Barbara heeft me verteld dat u geen van beiden thuis bent als zij uit school komt. Het is niet goed voor een kind om in een leeg huis te komen.’ Hij kijkt hen verwijtend aan, haalt zijn bril van zijn neus en begint die te poetsen om zijn woorden goed tot hen door te laten dringen.
Hetty voelt zich geroepen om ook wat te zeggen.
‘Ja, dat is het probleem met een eigen bedrijf,’ zegt ze. ‘Dan wordt er veel meer een beroep gedaan op de zelfredzaamheid van de kinderen. Maar het voordeel is wel dat kinderen hierdoor sneller onafhankelijk en zelfstandig worden.’
‘U ziet dat helemaal verkeerd.’ De docent snuift luidruchtig. ‘Ik heb uitgebreid met Barbara gesproken. Het is een bijzonder lief meisje. Ze wilde u eerst niets verwijten, maar toen kwam het hoge woord eruit. Zij verwijt u dat u nooit thuis bent en haar verwaarloost. En ik vind het mijn plicht, als klassendocent van uw dochter, om u mevrouw, hierover aan te spreken.’ Zijn ogen priemen als een geslepen potlood in haar richting.
‘U bedoelt?’ zegt Hetty.
‘Ik bedoel dat een vrouw haar kinderen moet begeleiden en haar man moet ondersteunen. Het is de taak van een vrouw om thuis te zijn voor man en kinderen, zodat u ze goede raad kunt geven en met uw wijze woorden kunt ondersteunen. Een vrouw waakt over haar huishouding, nietsdoen is haar onbekend.’ Zelfvoldaan staart hij haar aan.
‘En wat is de taak van een man?’ vraagt Hetty, lichtelijk aangeslagen.
‘Uw man is een belangrijk architect. Hij heeft een eigen architectenbureau. Dat is een drukke en verantwoordelijke baan en hij heeft daarom geen tijd om de kinderen te begeleiden. Dat is de taak van de vrouw, van u, mevrouw.’
Er balt zich iets in Hetty samen.
‘Bedoelt u architectenbureau LG102?’ zegt ze. ‘Mijn man is geen architect. Dat architectenbureau is van mij.’
Ik kom hier om kennis over te dragen, niet om aardig gevonden te worden.
Voor de docenten van de HTS in Enschede is de val van de Berlijnse muur de directe aanleiding om voor de studenten een excursie naar Rusland te organiseren en Tineke, docent medische elektrotechniek gaat mee.
Trots vertelt ze een paar dagen later aan haar vriendin Maja wat haar plannen zijn.
‘Wist jij dat het al een hele oude beschaving is?’ zegt ze terwijl ze thee inschenkt voor Maja.
’Toen wij hier nog in berenvellen op jacht gingen hadden ze in de buurt van Moskou al nederzettingen met landbouw en veeteelt. Moskou werd in de elfde eeuw al in geschriften vermeld.’
‘Wat dacht je van Nijmegen?’ lacht Maja. Ze heeft haar haren kortgeknipt, haar elegante witte rokje gestreken. ‘Volgens mij kreeg Nijmegen rond het jaar honderd al marktrechten.’
‘Oké. Maar interessant is de grootsheid van de stad Moskou. Nijmegen is toch maar kneuterig gebleven. Moskou heeft het Rode Plein, het Theaterplein, het Bolsjoj theater, de brede avenues, de elegante villa’s, de grote paleizen. Dat is allemaal gebouwd nadat Napoleon zich na die allesverwoestende brand in 1812 had teruggetrokken met wat er over was van zijn legers.’
‘En jullie gaan dat allemaal bekijken.’
‘Natuurlijk. We lopen over het Rode Plein met het Kremlin en het Leninmausoleum. We stappen in de metro. We gaan naar het theater.’
‘Ik hoop dat de leerlingen je wel aardig genoeg vinden om mee te gaan,’ spot Maja met een grijns.
‘Wat een flauwekul!’ lacht Tineke. Ontspannen schenkt ze nog een kop thee in. ‘Dat zal me toch verder worst zijn of de leerlingen me aardig vinden. Ik kom hier om kennis over te dragen, niet om aardig gevonden te worden.’
Meisjes hoefden niet te studeren, die kregen later toch een man.
Maja beleeft die eerste dag op OD26 op haar eigen manier. Ze denkt terug hoe de dag begon, hoe ze die ochtend werd uitgezwaaid door haar moeder, en ze realiseert zich hoe bijzonder dat is. Dat doet haar moeder anders nooit. Kennelijk vindt ze het belangrijk dat haar dochter in Delft gaat studeren.
Vanmorgen, zei mama dat ze graag zag dat haar kind een carrière zou opbouwen.
‘Daar heb ik je voor grootgebracht,’ zei ze. Zij heeft zelf niet gestudeerd. Meisjes hoefden niet te studeren, die kregen later toch een man. En haar man heeft haar ook niet gestimuleerd om te studeren. Hij is immers uitvinder en hoogleraar en dat is genoeg. Mama beschouwt dat als de weeffout van haar leven.
Schande, een gehuwde vrouw die werkt! Je hoort voor je gezin te zorgen.
‘Ik heb allerlei feiten verzameld,’ zegt Femke.
De novieten van 1956 hebben zich voor het tiende lustrum verzameld in de tuin van de vakantiebungalow aan het Lago Maggiore en genieten van de zon en een goed glas wijn.
‘Toen wij begonnen was nog geen anderhalf procent van de eerstejaars vrouw. Dat is nu eenentwintig procent.’
‘Ha, dan is er nog hoop voor vrouwen in de techniek,‘ lacht Hetty.
Met enthousiaste kreten buigen de dames zich over de bijeengegaarde cijfers.
‘Van ons jaar is de helft in Delft afgestudeerd,’ zegt Femke. ‘Net als bij de heren, daar haakt ook de helft halverwege af.’
‘Ons jaar was veel meer geëmancipeerd dan de rest van Nederland,’ zegt Femke. ‘Kijk maar, van ons jaar werkte in 1980 drieënzeventig procent, terwijl in die tijd nog geen veertig procent van de vrouwen onder de vijftig een betaalde baan had.’
‘In de landen om ons heen hebben veel meer vrouwen een betaalde baan en is het heel gewoon om je kind alle werkdagen naar de opvang te brengen.’
‘Dat verschil per land stamt uit de eerste wereldoorlog.’ Maja strijkt door haar kortgeknipte grijze haar, bereid om een college emancipatiegeschiedenis te geven. ‘In onze buurlanden waren veel mannen onder de wapenen of gesneuveld, dus moesten de vrouwen de economie wel draaiende houden. Nederland was neutraal en hier was het schande, een gehuwde vrouw die werkt! Je hoort voor je gezin te zorgen.‘
‘Sterker,’ zegt Femke. ‘Wij mochten als getrouwde vrouw niet eens werken. Ik herinner me nog dat er een wet was die verbood dat vrouwen een baan hadden als ze getrouwd waren. Daar discussieerden we over in het laatste jaar van het gym. Pas in 1956 werd die wet opgeheven en mochten gehuwde vrouwen buiten de deur gaan werken.’
‘Mij ontsloegen ze toen ik zwanger werd,’ zegt Hennie.
‘Mij ook, ik werd ontslagen bij Comprimo toen ik in verwachting was,’ zegt Maja.
‘Die moederschapsideologie in Nederland,’ briest Hetty. ‘Wat een waanzin. Je wordt er nog steeds op afgerekend als je je kind vijf dagen in de week naar de crèche brengt. Dat vindt men slecht ouderschap!’’
‘Er waren indertijd helemaal geen crèches,’ zegt Tineke.
Vrouwen van de zeur-niet generatie
Later, als Marian vanuit de flitstrein naar Hetty zwaait, mijmert ze: Wij, vrouwen van de zeur-niet-generatie, mouwen opstropen en je talenten ontwikkelen, hebben ieder op onze eigen manier, door denken en doen, onze idealen nagestreefd. Wij hebben ons in banen gestort, hebben geprobeerd om huwelijk, kinderen en carrière te combineren, en ons een plaats te veroveren in een wereld die nog steeds beheerst wordt door mannen.